Vangsten

In de periode 2017-2021 werden 38 verschillende soorten gerapporteerd. De hengelvaartuigen visten in de voorbije vijf jaar met voorsprong de meeste soorten op (27). Daarna volgden de passieve strandvissers (21), de strandhengelaars (20), hengelaars vanaf een dam (18), sleepnetvaartuigen (17) en kruiers (15). 

Per jaar werden gemiddeld zo’n 1,3 miljoen vissen aan de haak geslagen (exclusief garnaal), westrijden en nachtvisserij buiten beschouwing gelaten (figuur 1). De hengelvaartuigen stonden hierbij in voor het gros van de vangsten (78-87%). Algemeen bekeken lag de focus van de Belgische recreatieve zeevisserij op zelfconsumptie en niet zozeer op catch and release. Dit blijkt uit de algemeen lage maatse teruggooigraad (4-11%) (figuur 2). Om en bij de helft van de gevangen vis werd gehouden voor consumptie (45-53%), terwijl 39-49% ondermaatse vis betrof en werd teruggegooid. De teruggooigraad was soortafhankelijk en werd bepaald door het aandeel aan ondermaatse gevangen vis, de heersende soortspecifieke regelgeving (bv. zeebaars) en het feit of het al dan niet een doelsoort betrof. De voornaamste gerapporteerde vissoorten op het vlak van het aantal gevangen stuks op jaarbasis, gemiddeld genomen over de periode 2017-2021, waren wijting (572.000 stuks), schar (273.000 stuks), tong (130.000 stuks), makreel (130.000 stuks), bot (70.000 stuks) en zeebaars (36.000 stuks) (figuur 3). Op het niveau van de haaien en roggen waren de recreatieve vangsten in het Belgisch deel van de Noordzee beperkt. Gemiddeld genomen werden er per jaar zo’n 350 hondshaaien, een 60-tal roggen, een 50-tal gladde haaien en een tiental gevlekte gladde haaien gevangen. Te wijten aan de lage rapportagecijfers voor de desbetreffende soorten dienen deze laatste resultaten met enige omzichtigheid geïnterpreteerd te worden.

Figuur 1: Aantal gevangen vissen (gehouden en teruggooi) op jaarbasis per vistechniek voor de periode 2017-2021.

Figuur 2: Voorstelling van de relatieve aandelen aan gehouden vis, ondermaatse teruggooi en maatse teruggooi op jaarbasis (2017-2021).

Figuur 3: Overzicht van het aantal gevangen stuks (exclusief garnaal) van de voornaamste vissoorten voor de periode 2017-2021, met aanduiding van de gehouden aantallen en de ondermaatse en maatse teruggooi.

Het totale volume aan gehouden visserijproducten (vis en garnaal) door de recreatieve zeevisserij schommelde in de voorbije vijf jaar tussen 185,7 ton (2020) en 264,8 ton (2018), maar een duidelijke trend in de geaggregeerde jaargegevens ontbreekt (figuur 4). De laagste waarde voor 2020 is geen verrassing en kan in belangrijke mate worden toegeschreven aan de lockdown tussen 18 maart en 3 mei 2020. Verleye et al. (2020a) schatte eerder reeds de vangstvermindering tijdens de lockdownperiode op minstens 17,6 ton. Een bijkomend vangstverlies zal zich ongetwijfeld hebben opgetekend in de weken volgend op de lockdown, daar de maatregelen slechts gradueel werden opgehoffen en visserij-activiteiten over een langere periode aan beperkingen onderhevig waren. Echter, op basis van figuur 4 lijkt de totale visvangst in 2020 nog stand te houden en lijkt in hoofdzaak de verminderde garnalenvangst verantwoordelijk voor de terugval in het desbetreffende jaar. Maar de figuren 3 en 5 en de hieropvolgende soortspecifieke detailanalyses geven in 2020 wel degelijk een terugval weer in de totale vangst en de aanvoer van schar, wijting, bot en kabeljauw, maar dit werd geheel gecompenseerd door een sterke toename in makreelvangsten tijdens de zomermaanden van datzelfde jaar.

Figuur 4: Totale recreatieve aanvoer aan visserijproducten per vistechniek in de periode 2017-2021 (in ton).

Figuur 5: Recreatieve aanvoer van de voornaamste soorten in de periode 2017-2021 (in ton).

De aanvoer van vis fluctueerde tussen 140,1 ton (2019) en 159,4 ton (2021) (figuur 4). De hengelvaartuigen stonden in voor 82-88% van de totale recreatieve aanvoer van vis. De overige aanvoer werd gegenereerd door hengelaars vanaf een dam (5-12%), strandhengelaars (3-7%), passieve strandvissers (1-2%) en kruiers (<1-1%). De aanvoer van garnaal schommelde sterk tussen 36,7 ton (2020) en 108,1 ton (2018). De sleepnetvaartuigen stonden in voor het gros van de garnalenaanvoer (68-88%), terwijl de kruiers 12-32% voor hun rekening namen.

De voornaamste soorten op het vlak van aanvoervolume waren garnaal (36,7-108,1 ton; 20-41%), wijting (35,0-48,2 ton; 18-22%), schar (24,0-43,6 ton; 11-20%), tong (10,6-25,0 ton; 5-12%), makreel (7,0-46,3 ton; 3-25%), kabeljauw (4,0-27,9 ton; 3-11%) en zeebaars (1,5-21,3 ton; 1-10%) (figuur 5).

De recreatieve vangsten vonden voor het meerendeel plaats in de Belgische kustwateren tussen de 0 en 3 nautische mijl (nm) uit de kust. Dit was uiteraard het geval voor de strandvisserij en de sleepnetvisserij (die wettelijk beperkt wordt tot de 3-nm zone), maar ook voor de hengelvaartuigen hield deze stelling stand. De voorkeur voor de kustnabije wateren bleek eerder reeds uit de veldobservatie-activiteiten van 2014-2015 (Verleye et al. 2015) en 2016-2017 (Verleye et al. 2019). Een zelfde beeld werd verkregen bij de analyse van de locaties van de individuele logboekrapportages voor de periode 2017-2021 (figuur 6). Uit deze laatste cijfers bleek dat de 0-3 nm zone op jaarbasis goed is voor 69% tot 79% van alle ondernomen vistrips met hengelvaartuigen, met een gemiddeld relatief belang over de bestudeerde periode van 73%. Het gemiddelde relatieve belang van de overige juridische zones was als volgt: 15% tussen de 3-6 nm, 8% tussen 6-12 nm en 4% voorbij de 12 nm. Opvallend was dat de meer zeewaarts gelegen zones tijdens de wintermaanden niet worden bevist, terwijl men zich in de periode april-oktober relatief gezien vaak wat verder op zee begaf. Daarnaast piekte de visactiviteit met hengelvaartuigen jaarlijks in de zomermaanden (mei-september).

Figuur 6: (boven) Relatieve visserij-inspanning van hengelvaartuigen op maandelijkse resolutie binnen elk van de juridische zones; (onder) relatief belang van een gegeven maand in het aantal ondernomen vistrips op jaarbasis (2017 kent in zijn geheel een overschatting door het wegvallen van de maanden januari-maart). De visserij-inspanning wordt voor elk jaar gelijkgesteld aan 100. De lockdown in 2020 omvatte een verbod op de recreatieve visserij, waardoor in april 2020 geen visactiviteit plaatsvond (zie ook Verleye et al. 2020b).

Over de periode 2017-2020 fluctueerden de inschattingen van de commerciële aanvoer uit het Belgisch deel van de Noordzee tussen 4.150 en 4.950 ton. De totale recreatieve aanvoer schommelde in diezelfde periode tussen 185,7 en 264,8 ton, goed voor een gemiddeld relatief aandeel van 4,5% in de totale aanvoer (figuur 7). Op jaarbasis fluctueerde het relatieve belang van de recreatieve aanvoer tussen 4,1% (2020) en 5,1% (2018). Onderliggend aan deze algemene vergelijking doen zich aanzienlijke soortspecifieke verschillen voor, mede veroorzaakt door een verschil in de gehanteerde vistechnieken binnen de commerciële (vnl. boomkor) en recreatieve visserij (vnl. hengelvisserij, sleepnetvisserij beperkt tot garnaal). Dit resulteert in sterke verschillen in de onderlinge rangorde van de meest aangevoerde soorten, met uitzondering van garnaal, die in beide categoriën de eerste plaats invult.

Figuur 7: Relatief aandeel van de recreatieve en commerciële vangsten in de totale aanvoer van visserijproducten uit het Belgisch deel van de Noordzee over de periode 2017-2020.

Meer informatie in Verleye et al. (2022) of via info@recreatievezeevisserij.be.